Naar een duurzaam pensioenstelsel

foto3Staat een betaalbare en houdbare oudedagsvoorziening op het spel? Het pensioen blijkt veel minder zeker dan verwacht en de solidariteit staat onder druk. “Verbeteringen zijn nodig, omdat door de economische crisis tekortkomingen zijn blootgelegd en het vertrouwen van mensen in hun pensioenvoorziening heeft verkleind”, aldus staatssecretaris Klijnsma van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.

Is er een probleem?

Volgens een publicatie van het CBS op 16 januari 2014 nemen de beleggingen van institutionele beleggers sneller toe dan het bruto binnenlands product. In 2000 was de omvang 199 procent van het bbp en in 2012 was dit 304 procent. De institutionele beleggingen hangen samen met de beleggingen van de pensioenfondsen en van pensioenverzekeraars. Volgens het CBS komt het totale Nederlandse pensioenvermogen eind 2012 uit op 1.097 miljard euro, 171% van het bbp, en zou nu toegenomen zijn tot ruim 1.200 miljard euro. Vanaf 2008, het eerste jaar van de crisis, steeg het pensioenvermogen met grofweg 65%. Bestaat er dan echt een probleem of lijkt dat maar zo?

Er is veel aandacht besteed aan de governance en per 1 januari 2015 worden de fiscale wijzigingen met betrekking tot het Witteveen kader ingevoerd. Het wetsvoorstel verbetering van het financieel toetsingskader (FTK) moet zorgen voor een betere borging van het opgebouwde pensioenvermogen voor alle deelnemers. Dat het opbouwen van buffers prioriteit heeft is begrijpelijk, maar dat leidt niet vanzelfsprekend tot vertrouwen. Mensen willen een waardevast pensioen. Voorzitter van de Pensioenfederatie, Kick van der Pol, tijdens het jaarcongres van de koepel: “Wanneer we een tiental jaren premie vragen voor een geïndexeerd pensioen terwijl we onvoldoende indexeren, wordt het vertrouwen zwaar op de proef gesteld”. Dit leidt zeker tot problemen.

Knelpunten

De afgelopen jaren staat de dekkingsgraad van diverse pensioenfondsen op een te laag peil en moest hier en daar zelfs gekort worden op de toezegging. Ondanks de forse groei van het vermogen van fondsen sluit ze kennelijk niet goed aan op de omvang van de verplichtingen. Een aantal oorzaken is hier debet aan. Ten eerste is er de sterke toename van het aantal gepensioneerden. Het aantal vijfenzestigplussers nam in de periode 2003 tot 2012 toe met 12,5%. Deze groep beslaat nu circa 17% van de totale bevolking en zal volgens het CBS doorgroeien naar bijna 20% in 2020 en zo’n 26% rond de piek in 2040.

Vanwege de gestegen levensverwachting genieten gepensioneerden ook langer van hun pensioen. In 1950 werden mannen gemiddeld 70 jaar en vrouwen 73 jaar en leefden na pensionering vanaf 65 jaar gemiddeld nog respectievelijk 5 en 8 jaar. De levensverwachting in 2012 was 79 jaar voor mannen en 83 jaar voor vrouwen en stijgt volgens het CBS tot respectievelijk 82 en 85 jaar in 2050. Zelfs bij een pensioenleeftijd van 67 jaar is in 2012 gemiddeld 12 en 16 jaar pensioeninkomen te financieren, ruim een verdubbeling ten opzichte van 1950.

Het derde knelpunt en misschien wel het grootste is de huidige rente. Pensioenfondsen moeten hun toekomstige verplichtingen volgens het FTK waarderen tegen de actuele marktrente. De rente op tienjarige staatsleningen daalde van ruim 9% in 1991 via bijna 6% in 2000 tot circa 1% in 2014. Door de gedaalde rente is de waarde van de verplichtingen op de balans de afgelopen jaren fors gestegen. Afhankelijk van de duration staat één procent stijging van de disconteringsvoet grofweg voor een hogere dekkingsgraad van 17% of meer.

Verbeterd FTK niet voldoende

Volgens staatssecretaris Klijnsma is het verbeterde FTK erop gericht het pensioen minder gevoelig te maken voor grote schokken op de financiële markten. Financiële mee- en tegenvallers worden gelijkmatiger over de tijd gespreid. Het zorgt er ook voor dat risico’s en rendementen eerlijk over de generaties worden verdeeld. Voorts zijn er door het aangepaste FTK betere mogelijkheden voor pensioenfondsen om een beleid te voeren gericht op het realiseren van een geïndexeerd pensioen.

De pensioensector laat ook een ander geluid horen. Vaste en lange arbeidsrelaties bestaan vrijwel niet meer. Ook switcht de huidige (en toekomstige) generatie gemakkelijk en veelvuldig tussen een arbeidscontract en zelfstandigheid als bijvoorbeeld zzp’er. De vraag is of ze daardoor ooit zullen profiteren van opgebouwde buffers en of de verplichte deelname nog wel van deze tijd is. Waarom zou een individu niet zelf de pensioeninstelling kunnen kiezen en het pensioen meenemen en opbouwen in diverse flexibele arbeidsrelaties?

Ook de solidariteit werpt nog vraagtekens op, met name die tussen jong en oud. De lasten en lusten zijn volgens diverse projecties niet gelijk verdeeld. De leeftijdsgroep na de babyboomgeneratie lijkt het gelag te betalen. Zij hebben onvoldoende gelegenheid voor herstel van bijvoorbeeld een uitblijvende indexering. Tussen de diverse leeftijdcohorten zal een betere risicoverdeling tot stand moeten komen.

Voorts willen bedrijven hun (collectief) pensioenregeling off balance kunnen inkopen zonder verdere verplichtingen. Dat leidt tot een toename van beschikbare premieregelingen. Het risico van een goed pensioen verschuift daardoor naar de individuele deelnemer. Omdat in dit systeem bij het in zicht komen van de pensioenleeftijd het beleggen in zakelijke waarden moeten worden teruggebracht, kan het uiteindelijke resultaat tegenvallen,. Bovendien moet een individuele deelnemer op de datum van pensionering het opgebouwde kapitaal (verplicht) omzetten in lijfrentes. Je bent dan erg afhankelijk van de rente op het conversiemoment. Een lage rente leidt tot lagere uitkeringen.

Aandachtspunten

Voor een duurzaam pensioenstelsel zijn aanvullende maatregelen nodig. Enkele aandachtspunten:

  • De verplichtstelling heeft ontegenzeggelijk in belangrijke mate bijgedragen aan het robuuste pensioenstelsel zoals wij in Nederland kennen. Maar in deze tijd van globalisering, internationaal werkende bedrijven en flexibele arbeidsrelaties is dat niet meer houdbaar.
  • Leeftijdcohorten met risk transfer oplossingen tussen de cohorten om de solidariteit te borgen. De jongeren die in slechte tijden bijdragen aan pensioen van ouderen krijgen in de goede tijden een beloning in de vorm van een hogere pensioenopbouw.
  • De voordelen van defined contribution en de collectiviteit combineren. Meerdere fondsen zoeken volgens de Pensioenfederatie naar een vaste premie met risicodeling binnen het collectief. Ook bij DC regelingen dient er aandacht te zijn voor risicodeling en solidariteit, alsmede een heldere uitleg.
  • Flexibele periode (bijvoorbeeld 5 jaar) waarbinnen het pensioenkapitaal van individuele regelingen kan worden omgezet in een lijfrente. Waardoor bijvoorbeeld dga’s, zzp’ers en freelancers minder afhankelijk zijn van de rentestand op het moment van de conversie.

Pensioen blijft een belangrijke  arbeidsvoorwaarde. Met hierboven genoemde aanvullingen wordt tegemoet gekomen aan de wensen in de sector en kan voldoende flexibiliteit worden ingebouwd om het pensioenstelsel toekomstvast te houden. Via een heldere communicatie over rendement en risico, hoe het risico wordt gedeeld en op welke wijze de solidariteit in de collectiviteit is geregeld, zal vervolgens het vertrouwen in het ‘nieuwe’ stelsel en voor de diverse regelingen worden hersteld.

November 2014